|
||||||||
Iedereen leeft met een tonaal systeem in zijn hoofd, het diatonische-chromatische-onharmonische systeem heeft lang overheerst in de Westerse muziek en werd vastgelegd in het notenschrift. Rond het begin van de 17e eeuw verving de majeur/mineur tonaliteit de oude kerkmethodes en hebben onze voorstelling van harmonie sindsdien beïnvloed. Toen in het begin van de 20e eeuw de blues en jazz de eerste “blue notes” naar Europa brachten gaf dat nogal wat onrust, want noch de toonhoogte noch de harmonische functie paste in het conventionele toonstelsel. Maar inmiddels is het gesneden koek. Zover is het nog niet met de “tussennoten” in de Arabische muziek waarin sinds jaren een octaaf verdeeld is in meer dan onze 12 halve noten met extra kwartstoon, drie kwartstoon en vijf kwartstoon intervallen. Maar in de jazz horen microtonale resultaten inmiddels tot de traditie, je hoort het in de zang van Billie Holliday, in de solo’s van Ben Webster of John Coltrane. Veel verder ging saxofonist Joe Maneri, hij haalde zijn gebruik van microtonale mogelijkheden uit de traditionele Griekse, Turkse en Syrische muziek en de dodecafonie of twaalftoonstechniek uit de tweede Weense school (Arnold Schoenberg). Gebhard Ullmann hoorde Maneri in een club in New York en raakte onder de indruk van de microtonale muziek en daar belanden we bij de naam mikroPuls, mikro is nu wel duidelijk en pulse is een akroniem voor de achternamen van de muzikanten in dit gezelschap : Oliver Potratz (contrabas), Gebhard Ullmann (tenorsax), Hans Lüdemann (piano) en Eric Schaefer (drums). Het is nogal een technisch verhaal, gelukkig heb ik de cd eerst beluisterd en pas later het microtonale verhaal gelezen en om eerlijk te zijn viel mij het een en ander niet zo op, prima muziek met duidelijke free jazz elementen. Het technische aspect van muziek staat bij mij eigenlijk nooit op de voorgrond, daarom heb ik me (bijna) nooit gewaagd aan het recenseren van klassieke muziek hoewel ik daar ook graag naar luister, muziek moet mij raken of met nu gaat over rock, blues, world of jazz. Aan het saxofoonspel hoor je via de aparte frasering dat er gebruik wordt gemaakt van tussennoten, maar dat kende ik al veel eerder in het spel van Albert Ayler. In het pianospel herken je het wel onmiddellijk, het klinkt als een ontstemd klavier, maar het past wonderwel in het muzikale patroon. Het geeft soms vervreemdende effecten maar al met al draagt het zeker bij aan de spanningsboog die in alle nummers aanwezig is, de groepsleden schreven allen enkele nummers maar improvisatie staat voorop . Een verrassende en prima geslaagde exercitie van dit voor mij tot nu toe onbekende quartet. Jan van Leersum
|
||||||||
|
||||||||